De toepassing van trance
Iedereen maakt dagelijks tranceachtige toestanden mee, ergens helemaal in verdiept zijn. Bij hypnotherapie wordt de trance opgeroepen voor een bepaald doel. De hypnose is dus geen doel op zich, het doel is de therapeutische begeleiding die wordt aangeboden.
De hypnotherapeut kan tijdens de behandeling kiezen uit een breed scala van therapeutische technieken. De keuze hangt samen met het doel van de behandeling en met de problematiek/ hulpvraag van de cliënt. Ontdekkende technieken, traumaverwerking, directe aanpak van angstklachten, gedragstherapie en allerlei vormen van veranderingstechnieken komen in aanmerking. Deze aanpak – waarbij verschillende stijlen, denkvormen en technieken worden versmolten tot iets nieuws – wordt ook wel eclectisch genoemd.
Wat maakt hypnotherapie effectief
De trance zelf wordt beschreven als een toestand van een verhoogd niveau van bewustzijn, van een naar binnen gerichte, verhoogde concentratie en een toegenomen openheid voor suggestie. De hypnotherapeut communiceert rechtstreeks met het onbewuste van de cliënt. Dat is het doel van de hypnose en het taalgebruik van de therapeut schept daarbij een brug tussen het bewuste en het onbewuste.
Rechtstreeks met het onbewuste communiceren
Zo wordt het kritisch bewustzijn, het logische denksysteem, gepasseerd. Maar het observerende vermogen blijft altijd aanwezig, zelfs tijdens diepe trance. Als het nodig is kan iemand meteen terugkomen in het normale denken. Dit wordt weleens dubbelbewustzijn genoemd. Aan de ene kant is men sterk bezig met wat in de trance beleefd en ervaren wordt, aan de andere kant blijft een deel van het bewustzijn zich bewust van het hier en nu. Dit betekent dat iemand niet gedwongen kan worden om iets te zeggen of te doen wat hij niet wil. Direct uit de hypnose komen is dan ook altijd mogelijk.